Een grasaar in volle bloei

Grasaren

Het kruipertje is een grassoort die veel in de stedelijke omgeving voorkomt. Ze houden van een drogere, zanderige maar voedselrijke grond en groeien voornamelijk in de zomermaanden. Ze zijn te herkennen aan de harde pluimen aan het einde van een grashalm. Ze zijn meestal groen van kleur, maar als ze na verloop van tijd uitdrogen verkleuren ze geel/bruin en vallen de grasaren uiteen in losse zaden. In de aren zitten kleine weerhaakjes. Door deze weerhaakjes blijven de grasaren makkelijk kleven aan kleding, maar ook aan de vacht van huisdieren.

De haakjes zorgen ervoor dat ze steeds dieper in de vacht of huid van een dier kunnen kruipen. Vandaar ook de naam kruipertje. De grasaren kunnen ook in de neus, ogen, oren, mond, keel, slokdarm of tenen gaan zitten. Als de grasaren vastzitten kan het gaan ontsteken. In het ergste geval moeten de grasaren operatief worden verwijderd. 

Controleer uw huisdieren op grasaren

Grasaren kunnen zich in de vacht, neus, ogen, oren, mond, keel, slokdarm of tenen van uw huisdier hechten. In de zomermaanden groeit het kruipertje langs randen van paden, lagere begroeiing waar vaker wordt gemaaid, stoepranden, tegen de rand van muren, parkeerplaatsen, bermen of andere plekken waar betreding is en honden worden uitgelaten. Controleer uw huisdier als ze buiten zijn geweest dan ook goed en let op de volgende signalen:

  • Neus: veel niezen of over de neus wrijven
  • Oog: tranende ogen of wrijven in de ogen
  • Oor: veel schudden met de kop, kop scheefhouden, veel aan de oren krabben of janken bij het krabben
  • Huid: bij grasaar tussen de tenen loopt uw huisdier vaak mank of likt daar veel
  • Keel: veel hoesten

Wat is ertegen te doen?

Het kruipertje groeit vooral op drogere, zandige en voedselrijke groeiplaatsen. In de hondenlosloopgebieden groeit de soort hoofdzakelijk in de meterstroken langs de paden. Deze meterstroken worden voor de toegankelijkheid een aantal keer per jaar gemaaid. Doordat de begroeiing hier korter is en honden hier hun behoefte doen, ontstaat de ideale groeiplaats voor het kruipertje. Vandaar dat de gemeente deze plaatsen vaker maait dan andere graslanden waar de planten en grassen veelal hoger zijn door grootschalig en afwisselend beheer. Juist in die gebieden groeien minder kruipertjes.

Als huisdierbezitter blijft u echter zelf verantwoordelijk voor uw huisdier. De gemeente is niet aansprakelijk als er grasaren blijven kleven. Wel kunt u enkele zaken zelf doen:

  • Let op met het lopen door gras;
  • Houd uw huisdier aan de lijn;
  • Controleer uw huisdier na elke wandeling;
  • Is de grasaar te zien? Verwijder deze dan met een pincet of ga naar uw dierenarts.

Grasgebieden

Gemeente Roermond heeft verschillende graslanden die zowel gemaaid en/of begraasd worden.  Op die manier zorgt de gemeente voor een goed leefbaar gebied voor onder andere vlinders, bijen en andere soorten insecten. Andere plant- en diersoorten profiteren hier ook van.

Begrazing 

Verschillende gebieden binnen gemeente Roermond worden begraasd door schapen of runderen. De runderen staan het gehele jaar in hun eigen leefgebied. De schapen begrazen verschillende gebieden door de gemeente. De tijd dat de schapen op één plek blijven is afhankelijk van de grote van de kudde en het gebied wat ze begrazen. Dit wordt ook wel begrazingsdruk genoemd. Door de begrazing creëren we zoveel mogelijk structuurvariatie en bevorderen we een continuïteit in de bloei van verschillende soorten grassen, kruiden en bloemen. Zo is er op ieder moment in het jaar een diversiteit in hoogtes van de begroeiing. Dit geldt vooral voor de grotere begrazingsgebieden, zoals langs de Wirosingel. Op deze manier streeft de gemeente met de schapenbegrazing een gefaseerd beheer na. Hiermee zorgt gemeente Roermond voor de hoogste afwisseling en biodiversiteit.

Maaien 

De bermen binnen gemeente Roermond worden maximaal drie keer per jaar gemaaid. Wanneer uitzicht voor het verkeer belangrijk is in het kader van verkeersveiligheid, dan worden de bermen drie keer per jaar gemaaid. Alle andere bermen worden minder vaak gemaaid. Zo groeien er de meeste verschillende soorten grassen, kruiden en bloemen en ontstaat er een betere leefomgeving voor bijvoorbeeld vlinders en bijen. Gemeente Roermond onderzoekt of het in de toekomst mogelijk is om beheer van de bermen in fasen aan te pakken, om de biodiversiteit nog meer te verbeteren.